2 november 2024
ROODDit artikel is een ingezonden opiniestuk. De opvattingen zijn daarmee geen officiële standpunten van ROOD en sluiten niet noodzakelijkerwijs aan op de meningen van al onze leden. Leden kunnen opiniestukken indienen door een conceptversie te sturen naar de redactie via redactie@roodjongeren.nl.
Op 27 oktober lanceerde de Socialisten haar minimum-maximumprogramma. ROOD-voorzitter Sanny Bostelaar was een van de gastsprekers. Hieronder publiceren wij een aantal fragmenten uit haar toespraak.
‘Een organisatie met weinig jongeren, is een organisatie zonder toekomst. Jongeren hebben nog niet het idee dat de wereld onveranderlijk is en verbazen zich nog om de maatschappij om zich heen. Zij zijn dagelijks boos over het racisme, seksisme en de discriminatie die ze meemaken. Deze woede is legitiem, en brengt energie met zich mee.’
‘In een jongerenorganisatie kunnen deze jongeren samenkomen. Al deze frustratie, woede, angst en blijdschap kunnen we combineren om de overheid te doen beven. Bij confrontatie met onze emoties moeten we ons dan ook niet afsluiten door naar de volgende Netflix-serie te gaan kijken. We moeten ons niet vervreemden, maar juist verbinding opzoeken. Als voorbeeld kijk ik naar de eerste bezettingen voor Palestina. Hoe de politie daar met demonstranten omging was bruut en vals. Achteraf heb ik met mijn lokale ROOD-groep daar veel over gepraat. We sloten ons niet af, maar voelden en deelden onze emoties. Daar zit wat mij betreft veel kracht in: dat we strijdbaar zijn, maar dat we dat soms ook niet hoeven te zijn, waar we vervolgens weer nieuwe kracht uit kunnen putten.’
‘In het programma stellen we dat de overheid zich vaak verhult achter bureaucratische taal. We moeten daarbij ook naar onszelf kijken: ons programma bevat ook ingewikkelde taal. Dit moeten we vermijden, want het schrikt mensen af. Ik zie dit ook op mijn werk, waar ik me bezig hou met niet-stemmers in Rotterdam. Wanneer ik mensen vraag waarom ze niet stemmen worden veel mensen boos of angstig en lopen ze weg. Dit zag ik laatst in een gesprek met een man die slachtoffer was van de toeslagenaffaire. Hij had in de gevangenis gezeten en was het contact met zijn kinderen verloren. Hij opende tijdens dat gesprek zijn tas en haalde daar een bewijs voor zijn vrijsteling uit, waarmee hij aan mij wilde laten zien dat hij werkelijk vrij was, en zijn kinderen weer kon zien. Toen ik het daar op mijn werk over had zeiden mijn collega’s dat zij vaker zien dat mensen hun vrijheidsbewijs altijd bijhouden.’
‘We zien dat er gebrek is aan vertrouwen, en dat is logisch. Mensen zijn angstig als je met politieke verhalen komt. Wij moeten daarom werken aan onze manier van communiceren. We moeten tegen mensen kunnen zeggen: wij zijn hier niet om jou een mooi verhaal te verkopen maar om te laten zien dat wij echt jouw belangen hebben. We zien jou en we gaan ervoor zorgen dat jij weer een leefbaar bestaan kan hebben.’