26 juni 2023
Jules MaximusDit artikel is een ingezonden opiniestuk. De opvattingen zijn daarmee geen officiële standpunten van ROOD en sluiten niet noodzakelijkerwijs aan op de meningen van al onze leden. Leden kunnen opiniestukken indienen door een conceptversie te sturen naar de redactie via redactie@roodjongeren.nl.
Iedereen die in Amsterdam woont, kent Berlage. Veel mensen die Amsterdam hebben bezocht waarschijnlijk ook, misschien van de monumentale Beurs recht tegenover Amsterdam Centraal. Aan erkenning ontbreekt het hem niet: in Amsterdam staan al vijf standbeelden, elke stad in de Randstad kent wel een Berlagestraat of -laan en 2020 werd uitgeroepen tot het Berlagejaar. Wat echter voor het gemak naar de achtergrond wordt geschoven, is de revolutionaire politiek van deze grootse architect.
Hendrik Petrus Berlage werd in 1856 geboren in een tamelijk welgesteld gezin, wat hem, in tegenstelling tot veel arbeiders in die tijd, de kans gaf om een studie in de beeldende kunst op te pakken. In het begin was hij gefascineerd door klassieke architectuur en werkte hij mee aan enkele, in alle eerlijkheid, onopmerkelijke neoklassieke gebouwen. Aan het einde van de negentiende eeuw raakte Berlage betrokken bij een opkomende politieke stroming in Amsterdam: de sociaaldemocratie, de socialistische beweging.
Binnen de socialistische beweging kwam hij al snel in contact met andere kunstenaars en architecten, onder wie Henriette en Richard Roland Holst. Tegelijkertijd ontdekte hij de ideeën van de utopisch socialist William Morris. Met zijn Beurs werd hij in 1903 de eerste Nederlandse architect die die ideeën werkelijkheid maakte. Het was een waar gesamtkunstwerk, waar tientallen socialistische kunstenaars bij betrokken waren. Alles, tot aan het meubilair toe, was uitgedacht als onderdeel van een complete visie.
Berlage dacht dat de revolutie niet lang meer op zich zou laten wachten. Dat zou natuurlijk betekenen dat zijn Beurs binnen de kortste keren nutteloos zou zijn: welke rol heeft een beurs immers in een geplande economie? De Beurs kreeg daarom een tweede functie als parlement van de toekomstige revolutionaire regering. Een paleis van de arbeidersklasse, midden in Amsterdam.
In dezelfde periode bouwde hij een ander machtscentrum voor de arbeidersklasse in Amsterdam: de Burcht, het hoofdkantoor van de diamantslijpersbond. Ook hier werden de principes van Morris toegepast. Het gebouw is van binnen adembenemend. De wandschilderingen van Roland Holst roepen op tot strijdbaarheid, moed en het grijpen van de macht. Een echt revolutionair gebouw.
Dat Berlage als kunstenaar zo nauw verbonden was met de arbeidersbeweging was in die tijd niet vreemd. Politieke en esthetische vernieuwing zochten elkaar op. Berlage was dan ook van mening dat kunst altijd de tijdgeest weerspiegelde en dat de hoogste kunst, die ons het meeste raakt, kunst is die zichzelf ondergeschikt maakt aan een hoger ideaal. In zijn geval dus het socialisme.
Hoewel hij waarschijnlijk in die tijd geen lid was van de SDAP, kreeg hij wel het socialistische dagblad Het Volk in de bus en las hij De Nieuwe Tijd. Net als vele kunstenaars uit de arbeidersbeweging, zoals Herman Gorter, Henriette Roland Holst en C. S. Adama van Scheltema bewoog hij zich in de periode van de jaren 10 en 20 steeds meer links van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, die volgens hem de revolutie had vervangen door een reformistische strategie. Hij begon bij te dragen aan revolutionair-socialistische oppositieblaadjes, zoals De Nieuwe Tijd, onder redactie van CPN-oprichter Willem van Ravesteyn, Henriette Roland Holst en Anton Pannekoek en sloot zich aan bij revolutionair-socialistische clubjes die zich rondom de communistische partij bewogen. Roland Holst schreef in 1917 in een brief aan de historicus Johan Huizinga dat Berlage 'razend optimistisch' was over de Oktoberrevolutie in Rusland. Diezelfde energie komt ook naar voren in een brief die Berlage schreef aan zijn Engelse vriend William Purcell: 'Today the evening papers mention in Hungary and the different parts of Austria the people have established republics. That is the beginning of the general revolution for which Russia gave the signal. The conception which I myself have always supported and which is of a socialistic nature will now be realised.'
Berlage was in de jaren 20 dan ook een groot voorstander van het nieuwe Sovjet-Rusland. Toen Lenin overleed, besloot hij zelfs om een ontwerp voor zijn mausoleum te maken en op te sturen naar de bolsjewistische regering, die echter voor een ander ontwerp koos. Berlage bezocht Rusland ook in deze periode en keerde terug met lovende verhalen.
In de jaren 30 raakte hij echter net als veel andere socialisten, onder wie ook Henriette Roland Holst, gedesillusioneerd met de richting die de Sovjet-Unie ging. Hij overleed echter voordat hij zich kon heroriënteren.
Ook op theoretisch vlak heeft Berlage veel bijgedragen: vaak over de samenhang tussen socialisme en architectuur en de rol die huisvesting kan spelen in de emancipatie van de arbeidersklasse. Het is, gezien de enorme huisvestingscrisis, juist nu interessant om dat werk weer eens te lezen. Artikelen zoals ‘De bouwkunst in het overgangstijdperk naar een socialistische maatschappij’ bieden een interessante kijk in het gedachtegoed van Berlage.
Ik hoop met dit artikeltje vooral het bewustzijn over de communistische geschiedenis van Amsterdam iets vergroot te hebben. Wanneer je op de Dam staat en naar de Beurs van Berlage kijkt, zie je hopelijk niet enkel meer het convention centre dat er nu gevestigd is, maar ook het toekomstige parlement van onze klasse.